main-logo
Didactiek
Didactiek

Beginnen: hoe en wanneer?

Beginnen: hoe en wanneer?

Hoe vroeg kun je al taaldenkgesprekken voeren met nieuwkomers? Aan welke (taal)voorwaarden moeten leerlingen voldoen? En hoe stel je een goed gespreksgroepje samen?

  • Begin vroeg!

    Het kan eerder dan je denkt

    Leerlingen kunnen met heel weinig taal al deelnemen aan een gesprek. Ook als een leerling alleen nog maar losse woorden gebruikt, kan hij een idee overbrengen. Met hulp van jou, en soms van andere leerlingen. Dit zie je terug in het praktijkvoorbeeld over tijgers vangen. Binyam gebruikt maar één woord om zijn idee te delen: ‘vlees’. Een medeleerling pakt zijn idee op en breidt het met woorden en gebaren uit. De leerkracht helpt het idee nog completer te verwoorden. Binyam luistert en bevestigt weer met één woord: ‘ja’. Als je het transcript van dit fragment leest, zie je dat leerlingen vrijwel alleen losse woorden gebruiken. Toch is er sprake van een gesprek.

    En met echte beginners? Neem een aanloopje met korte 1-op-1 gesprekjes: een paar beurten bij wat de leerling op dat moment doet. Een korte ‘taaldenk-uitwisseling’. Veilig genoeg voor het kind om te proberen iets te zeggen. Je schept daarmee een communicatie-band. Een mooie basis die je geleidelijk uitbouwt tot een taaldenkgesprek.

    Lees meer over hoe je leerlingen helpt zich te uiten

    De grens tussen motivatie en frustratie

    Een goed taaldenkgesprek is zo motiverend dat leerlingen willen deelnemen. Tegelijkertijd lukt het beginners nog niet altijd om hun bedoeling over te brengen. Dat kan frustrerend zijn. Maar laat je hier niet te snel door afschrikken: een beetje frustratie is niet per se erg.

    In deze compilatie zie je bijvoorbeeld dat beginner Poum iets wil vertellen over het vangen van een tijger. De leerkracht laat een lange stilte vallen om hem denkruimte te bieden. Poum probeert het, komt er niet uit en geeft op. Maar hij blijft betrokken en op een later moment probeert hij opnieuw iets te zeggen. Nu lukt het wel!

    Soms lukt het, en soms niet. Als je als leerkracht uitstraalt dat dat heel normaal is, zijn ‘mislukkingen’ niet meer zo erg. Waardeer alle pogingen tot communicatie, ook als deze niet ‘succesvol’ zijn. Zo zorg je voor een veilige sfeer en voelen leerlingen zich vrij om te proberen.

    De leerling is eigenaar, en opgeven mag. In dit praktijkvoorbeeld over tijgers vangen doet Ece erg haar best om iets te vertellen. Als dat gelukt is zegt ze “ik ben klaar!” De leerkracht accepteert dit. Maar Ece kan het niet laten: later in het gesprek komt ze toch weer met nieuwe inbreng.

    Lees meer over de kracht van stiltes
  • Minimale (taal)voorwaarden

    Leerlingen durven zich te uiten

    Een taaldenkgesprek kan al met heel weinig taal. Maar leerlingen moeten zich wel veilig en competent genoeg voelen om te spreken. Sommige leerlingen durven dit al heel snel, anderen hebben wat meer tijd en aanmoediging nodig. Een interessant gespreksonderwerp kan een beginner verleiden om taal te produceren. Twijfel je of een leerling het al aandurft? Dan kun je hem eerst eens uitnodigen om mee te luisteren. En wie weet durft hij ook al iets in te brengen!

    In het praktijkvoorbeeld over tijgers vangen zie je bijvoorbeeld Samantha. Zij spreekt hier zelf nog niet, maar luistert wel actief mee. Als de leerkracht haar later in het gesprek direct een vraag stelt, geeft ze antwoord.

    Lees meer over beurtverdeling

    Leerlingen kennen al enkele woorden rond het onderwerp

    Leerlingen moeten al wat Nederlandse woorden kennen om de kwestie te begrijpen en hier iets over te kunnen zeggen. Kies bijvoorbeeld voor:
    • Een onderwerp dat zo alledaags is, dat leerlingen er zeker al mee te maken hebben gehad. In dit praktijkvoorbeeld praten leerlingen bijvoorbeeld over thuiskomen van buiten spelen.
    • Aansluiting bij een thema of onderwerp dat in andere lessen centraal staat. Denk bijvoorbeeld aan het thema Ziek en gezond. Leerlingen leren woorden rondom ongelukken. Daarna praten ze in een taaldenkgesprek over “Wat als je thuiskomt met een been in het gips?” Belangrijke woorden zoals gebroken, gips en rolstoel hebben ze dan al geleerd.
    • Een actueel onderwerp waar leerlingen over gelezen of gehoord hebben. De praktijkvoorbeelden Water zuiveren en Watertekort oplossen sluiten bijvoorbeeld aan bij een Nieuwsbegriptekst over droogte in Nederland. Het praktijkvoorbeeld Vast in een grot komt voort uit een bericht op het Jeugdjournaal.

    Breng bij de start van het gesprek even in herinnering wat de leerlingen geleerd hebben. Maar maak er geen consolideeroefening van: het gaat om de ideeën van leerlingen! Het gebruik van de woorden staat in dienst van het gesprek.

    Lees meer over de keuze van een gespreksonderwerp

    Leerlingen kennen een aantal vraagwoorden

    Als leerkracht stel je vragen om leerlingen aan het denken te zetten en te houden. En nog mooier: soms stellen leerlingen die vragen ook aan elkaar. Het is dus handig als leerlingen een aantal vraagwoorden al begrijpen: in ieder geval wie, wat, waar en het liefst ook hoe en waarom. In het praktijkvoorbeeld over tijgers vangen zie je wat er gebeurt als leerlingen een vraagwoord niet goed begrijpen. De leerkracht vraagt “Waar?”, maar de eerste reactie gaat over “Wat?” In dit geval gaat het gesprek wel door, maar in een andere richting dan de leerkracht bedoelde. Zolang het gesprek nog ‘loopt’, krijgt de inhoud die kinderen inbrengen voorrang. De leerkracht kiest ervoor om het vraagwoord ‘waar’ later uit te leggen.

  • Groepsgrootte

    Hoe groot maak je het groepje waarmee je een taaldenkgesprek voert? Dat hangt af van jouw vaardigheden en die van de leerlingen. Begin klein, met een duo of groepje van drie. Breid geleidelijk uit naar ongeveer vijf deelnemers.

    Voordelen van een klein groepje

    • De situatie is veilig, zowel voor de leerlingen als voor jou.
    • In een klein groepje is het makkelijker om alle leerlingen denk- en spreektijd te geven. Vooral voor beginners en minder assertieve leerlingen is dit prettig.
    • Leerlingen oefenen in kleine setting hoe je een gesprek voert: luisteren naar elkaar, elkaar laten uitpraten.
    • Jij kunt je aandacht dan verdelen tussen je eigen vaardigheden en de deelname van leerlingen.

    Hoe een gesprek met een klein groepje werkt, zie je bijvoorbeeld in dit praktijkvoorbeeld over tijgers vangen (twee leerlingen).

    Voordelen van een groter groepje

    • Meer deelnemers betekent vaak ook meer ideeën van de leerlingen.
    • Leerlingen oefenen met het voeren van een groepsgesprek in grotere samenstelling.
    • Zeker als leerlingen al wat gesprekservaring hebben, is er minder inbreng van de leerkracht nodig. En dat is wat je wilt: de leerlingen in gesprek!

    In het praktijkvoorbeeld Vast in een grot zie je een levendige discussie tussen vijf leerlingen. In het praktijkvoorbeeld over watertekort (ook vijf leerlingen) komt de leerkracht zelfs helemaal niet aan het woord. Wel luistert ze actief mee en stuurt ze op andere momenten in het gesprek bij.

    Klein beginnen

    Klein beginnen dus! En als jij en de leerlingen gewend zijn aan de werkvorm en de ‘regels’ van een goed gesprek, breid je uit. Dit brengt wel nieuwe uitdagingen met zich mee. In het praktijkvoorbeeld Vast in een grot zie je bijvoorbeeld hoe leerlingen tegelijkertijd hun eigen idee willen inbrengen en daardoor door elkaar heen praten. De leerkracht benoemt dit en stuurt bij. Direct daarna legt ze de beurt terug bij de leerlingen. Zonder interventie van de leerkracht ligt chaos op de loer. Tegelijkertijd wil je het gesprek niet overnemen.

    Tip: maak het groepje niet groter dan vijf leerlingen, zodat iedereen voldoende spreekruimte heeft.

    Lees meer over het sturen van de voortgang van een gesprek
  • Groepssamenstelling

    De ideale situatie: een groepje leerlingen dat aan elkaar gewaagd is qua taal, denkniveau én assertiviteit. Maar dat is in de praktijk een utopie. Leerlingen in de nieuwkomersklas verschillen op zoveel manieren van elkaar, dat een gespreksgroepje altijd niveauverschillen zal kennen.

    Verschillen in denkniveau

    Bij schoolse onderwerpen is het belangrijk dat leerlingen een vergelijkbaar denkniveau hebben. Kleine verschillen zijn niet erg; leerlingen kunnen elkaar dingen uitleggen en van elkaar leren. Maar als de denkniveaus te ver uiteenlopen, begrijpen leerlingen elkaar niet meer. Dit zie je bijvoorbeeld in dit fragment uit een gesprek over watertekort. De leerlingen bedenken allerlei mogelijkheden om water te zuiveren en te importeren. Maar Aroush is pas zeven en begrijpt nog niet dat water uit de kraan op kan raken. Hoewel ze goed Nederlands spreekt, kan ze het gesprek totaal niet volgen. Ze haakt af.

    Bij alledaagse onderwerpen speelt dit probleem minder: leerlingen van alle denkniveaus kunnen meepraten. Zie bijvoorbeeld het praktijkvoorbeeld Deur dicht, niemand thuis! Dit probleem spreekt zowel jongere als oudere leerlingen aan.

    Verschillen in taalniveau

    In het praktijkvoorbeeld Vast in een grot zie je hoe een groepje wel ‘werkt’: leerlingen hebben een vergelijkbaar denkniveau, al is hun Nederlandse taalvaardigheid heel verschillend. Iedereen durft, iedereen doet mee. Als leerkracht zorg je voor voldoende denktijd, zodat ook leerlingen die nog wat langer moeten nadenken over een formulering aan de beurt komen. Sanskruti probeert in dit fragment iets te vertellen over drijvende routemarkeringen. Ze komt niet op het juiste woord en het gesprek gaat door. Na even denktijd komt ze erop en komt ze terug: ‘drijven’.

    Houd in de gaten of de taalniveaus niet zo sterk uit elkaar liggen, dat de sterkste kinderen hun geduld en betrokkenheid verliezen. Of dat de minder taalvaardige kinderen geen kans meer krijgen. Dan zal je toch aparte groepjes moeten maken.

    Heterogene groepjes

    Kortom: ontkom je niet aan een heterogeen groepje?
    • Kies dan voor een kwestie waaraan kinderen op verschillende denkniveaus kunnen bijdragen.
    • Zorg dat minder taalvaardige leerlingen voldoende denk- en spreekruimte krijgen, bijvoorbeeld door de beurtverdeling in het gesprek actief te sturen.

    Lees meer over het creëren van denk- en speelruimte

Deel deze pagina