Tijger ontsnapt! Vlees?
Tijger ontsnapt! Vlees?
De kwestie
Op het digibord staat een foto van een tijger in een kooi. De leerkracht vertelt: er is een tijger ontsnapt uit de dierentuin. En hij is voor het laatst gezien in het bos achter onze school! Rayssa snapt de tijger wel: voor hem is het bos veel beter dan de dierentuin. De leerkracht voegt een denkpunt toe: het is fijn voor de tijger, maar gevaarlijk voor mensen… Dat begrijpen de kinderen natuurlijk ook. Dus wordt de volgende stap: Hoe kunnen mensen de tijger vangen?
Wie zie je?
Binyam (9) uit Eritrea Rayssa (9) uit Brazilië Poum (11) uit Thailand Samantha (8) uit de Filipijnen Poum, Binyam en Rayssa zitten drie tot vijf maanden in de nieuwkomersklas. Samantha is er nog korter, pas anderhalve maand. |
Transcript
LK: Wat moeten we doen? Hoe kunnen mensen de tijger pakken?
B: Vlees.
LK: Vlees. Hé… Wat doen we?
R: De vlees is de touw, en daar de touw mens doe dies, en de tijgers is de op die.
LK: Wat denk je, Binyam? Vlees, met een touw, en dan zo…
B: Ja.
Mooie punten
-
Leerlingen brengen zelf inhoud in
Binyam brengt zelf inhoud in: vlees. Andere leerlingen gaan daarop door: Rayssa legt uit dat je er een touw aan maakt. Mensen trekken aan het touw en halen zo de tijger binnen. Poum bedenkt dat het vlees te groot is om in een kooi te leggen. Het lukt de leerlingen om met weinig woorden hun bedoeling uit te leggen.
-
De leerkracht geeft denkruimte
De leerkracht geeft leerlingen de tijd om na te denken en te formuleren. Ze blijft stil en stimuleert leerlingen met luisterresponsen (“hmmm”).
-
Leerlingen en leerkracht gebruiken gebaren om hun bedoeling te verduidelijken
Rayssa en de leerkracht laten met gebaren zien hoe mensen het vlees trekken. Binyam beeldt met zijn handen een gewei uit. En Poum geeft met zijn vingers klein en groot aan en wijst op de foto op het digibord. De leerkracht helpt waar nodig om de gebaren te ‘vertalen’ naar Nederlandse woorden.
Lastige punten en tips
-
De leerlingen hebben moeite voldoende Nederlandse woorden te vinden voor hun ideeën
De leerlingen zoeken naar woorden om hun bedoeling duidelijk te maken. Soms lukt het, soms niet. Toch zijn ze zó geïnteresseerd, dat ze het blijven proberen en zelf de beurt nemen.
Tip
Houd in de gaten of de kinderen gemotiveerd blijven. Een beetje frustratie hoort er soms bij en is niet erg. In het moment is het misschien lastig. Maar: kinderen zetten zich daar snel overheen en proberen het later weer. Als de frustratie te groot wordt, help dan even iets meer met taal. En daarna voeg je een nieuw uitdagend punt toe, om ze opnieuw tot praten te verleiden.
-
Samantha praat niet uit zichzelf in dit fragment
Samantha heeft nog minder Nederlandse woordenschat dan de anderen en is bovendien verlegen. Ze laat wel met gezichtsuitdrukkingen zien dat ze sommige dingen begrijpt. Na afloop van het gesprek geeft de leerkracht positieve feedback: wat goed dat je zo goed meeluisterde!
Tip
Geef een stiller kind extra ruimte, door haar direct aan te spreken. Dan is de beurt voor dit kind ‘gereserveerd’ en breken de snellere praters niet meteen in. De leerkracht deed dit inderdaad later in het gesprek: Samantha, wat doe jij als je een tijger ziet? Waarop Samantha zei: “rennen!”
-
De leerlingen begrijpen niet alles wat de leerkracht zegt
De leerkracht vraagt: “Waar is het vlees?” Maar de leerlingen interpreteren het vraagwoord anders. Binyam begrijpt de vraag als “Wat voor vlees?” en begint over verschillende dieren die als vlees kunnen dienen. Andere leerlingen haken aan. De leerkracht kiest ervoor om aan te sluiten bij de inhoud die de kinderen inbrengen. Dat levert voor dit moment genoeg gespreksstof. Ze zal het vraagwoord op een ander moment uitleggen. Als het gesprek stil was gevallen, had ze wel direct kunnen ingrijpen om het vraagwoord uit te leggen.
Tip
Geef in een taaldenkgesprek voorrang aan de communicatie, het spontane denken en praten. Soms leg je in dienst van die communicatie iets uit. Daarna gaat het gesprek direct weer verder. Als het gesprek ook zonder de uitleg door kan, bewaar je de uitleg tot later.
-
De leerkracht is zoekende naar de beste manier om vragen te stellen
De leerkracht zoekt naar geschikte vraagvormen: “Wat moeten we doen? Hoe kunnen mensen de tijger pakken?” En nadat Binyam “Vlees” zegt, vraagt ze: “Wat doen we?” Dit zijn veel vragen achter elkaar.
Tip
Vaak kun je iets anders doen dan een vraag stellen. Hier zou het al genoeg zijn om het idee nog eens te verwoorden in een luisterrespons: “Oké, we leggen het vlees neer”. En dan stil blijven en uitnodigend rondkijken. Of simpeler nog: “Hoezo vlees?” of “Vlees…” en daar denkend bij kijken. Daarmee hebben kinderen meer vrijheid om inhoud toe te voegen en om zelf te formuleren. Ze houden zelf de regie over het gesprek.
Ervaring van de leerkracht
“Dit gesprek was een experiment: lukt het met kinderen die pas zo kort in Nederland zijn? En ja, het lukt! Je ziet hoe leerlingen met weinig woorden toch samen redeneren. Maar het is ook lastig. De leerlingen begrijpen mijn vraag over waar het vlees is niet goed. En soms willen ze meer vertellen dan ze in het Nederlands kunnen. Ik was bang voor frustratie, maar de leerlingen bleven betrokken. Als het de ene keer niet lukte, lukte het wat later weer wel.”