main-logo
Praktijkvoorbeelden
Praktijkvoorbeelden

Egel in nood!

Egel in nood!

De kwestie

In het thema ‘herfst’ is de egel al uitgebreid aan bod geweest: in een dagelijks liedje, in een verhaal, en ze hebben er een gekleid. Juf Mirjam laat nu een foto zien van een egel die vastzit in een hek. De kinderen reageren direct.

 

Wie zie je?

Adam (bijna 7) uit Rusland; 8 maanden op taalschool

Ayo (5) uit Nigeria; 14 maanden op taalschool

Jesse (bijna 7) uit Nigeria; 12 maanden op taalschool

juf Mirjam, leerkracht op een taalschool in Overijssel

 

Transcript

LK: Maar nu jongens, moet je ‘ns even kijken. Want, ik heb iets gezien en dat is een probleem van een egel. Kijk maar eens even hier.

Ad: Egel!

LK: Deze egel, ik laat het ook even op ‘t filmpje zien, kijk, deze.

Je: O mijn god!

Download het volledige transcript (pdf)

Mooie punten

  • Verbaasd zijn en uitleg uitlokken

    Zie je hoe de leerkracht verbaasde reacties gebruikt? Hiermee biedt ze de kinderen de kans om uit te leggen wat ze denken. Jesse zegt bijvoorbeeld dat je de egel niet kunt pakken. Juf Mirjam reageert met een vragende luisterrespons: ‘Nee?’. Ze kijkt daar echt verbaasd bij. Jesse legt dan uit dat je geprikt wordt. En later vraagt Mirjam door: ‘Blaadjes. Waarom?’ Adam en Jesse komen dan met verschillende mogelijkheden: om te slapen, of om te eten.

    Je vult dus als leerkracht niet zelf de ideeën van de kinderen aan. Je kaatst de bal naar hen terug.

  • Kinderen reageren op elkaar

    Het is echt een groepsgesprek. De kinderen pakken elkaars ideeën op en denken daarover verder. Zonder dat juf Mirjam daartussen hoeft te komen met een vraag. Juf Mirjam doet vooral als gelijkwaardige deelnemer mee aan het gesprek. Ze is een denkmaatje van de leerlingen.

  • Leerkracht bouwt kwestie uit

    De kinderen komen eerst met oplossingen om de egel los te krijgen. Ze dwalen wat af, naar toen ze zelf bloed hadden. Dat stukje is uit de video geknipt. Dan brengt juf Mirjam een volgend punt in. Eerst geeft ze een mini-samenvatting: ‘Maar luister, ik ga de egel pakken met een handschoen, want anders krijgen we bloed. En dan? Wat moet ik dan met de egel?’ Hierdoor brengt ze de aandacht weer terug. Ze daagt de kinderen uit om verder te denken over de situatie. Adam en Jesse komen met volgende stappen.

    Tip:

    De leerkracht had nog eerder kunnen stoppen met praten. De extra vraag ‘Wat moet ik dan met de egel?’ was eigenlijk niet nodig. Daarmee stuurt ze onbedoeld: leerlingen gaan nadenken over handelingen. Ze had kunnen stoppen na ‘En dan?’. Dan hadden de kinderen nog meer vrijheid gehad om zelf een vervolg te bedenken. Bijvoorbeeld dat de egel blij zal zijn dat hij los is uit het hek. Of bang is omdat hij vastgehouden wordt. Kortom: er blijven meer denkrichtingen open.

Lastige punten en tips

  • Inperkende vragen

    Soms heb je geen vragen nodig, ook al heb je die voorbereid. Dan is het lastig om ze ineens los te laten. Je ziet dat bij de introductie: de foto maakt meteen al reacties los van de kinderen. Dus er waren niet eens vragen nodig. Als je vragen voorbereidt, bedenk dan: blijven er veel denkrichtingen vrij? Of perk je die toch al in? Een vraag als ‘Wat zou jij doen?’ of ‘Wat moeten we nu doen?’ lijkt heel open. Maar deze vragen perken toch in: tot handelingen. Terwijl kinderen ook iets over de situatie zouden kunnen zeggen, iets over emoties erbij, of iets over een mogelijke oorzaak.

    Tip:

    Als je een inperkende vraag hebt gebruikt, kaats je na een eerste antwoord de bal weer terug naar de kinderen: met een vragende luisterrespons. Juf Mirjam doet dit in de video mooi. Als zij vraagt ‘wat zou jij doen?’, antwoordt Ayo ‘helpen’. Een kort antwoord op een inperkende vraag. Mirjam kiest vervolgens voor een vragende luisterrespons: ‘helpen?’ Daarna blijft ze stil. In dit geval neemt Jesse de beurt over. Ayo en Adam vullen hem aan. De beurt is weer bij de kinderen! Het liefst had Mirjam gezien dat Ayo zelf zijn idee uitlegde. Zie daarvoor het volgende punt: niet iedereen is even snel.

  • Niet iedereen is even snel

    Adam en Jesse nemen gemakkelijk de beurt. Ayo is wat meer verlegen. Juf Mirjam spreekt hem daarom af en toe direct aan, zoals hier:

    LK: ‘Ayo, wat zou je doen, als je dat zag?’

    Ayo: Helpen

    LK: Helpen?

    Je: Neehee! (kijkt naar Ayo en naar LK). Je kan niet pakken!

    LK: Nee? (kijkt verbaasd)

    Je: Je kan niet pakken. Is prik.

    LK: Oh. En dan? (kijkt rond)

    Ad: Pakken (en gebaart met ene hand rond andere hand).

    Ayo: Bloed (tegelijk met Ad).

    LK: Ja, dan krijg je misschien wel bloed. Wat dacht jij, Adam?

    Juf Mirjam probeert Ayo met een vragende luisterrespons tot meer uitleg te verleiden. Maar dan reageert Jesse al. Ayo heeft wel precies in de gaten wat zij bedoelt en vult dat aan: ‘Bloed’. Juf Mirjam pakt zijn aanvulling uitdrukkelijk op. Op zulke momenten moet je als leerkracht dus snel kiezen en reageren. Hoe laat je iedereen actief meedoen, meedenken en meepraten? En hoe blijft het gesprek tegelijkertijd spontaan? Hou de minder snelle kinderen dus goed in het oog.

Andere praktijkvoorbeelden

Bekijk alle praktijkvoorbeelden

Anderen bekeken ook

Zorgen dat het loopt

Hoe je leerlingen helpt elkaar te begrijpen

Deel deze pagina