De voorwaardelijke doelen zijn de doelen die voorwaardelijk zijn om de minimum- en streefdoelen te kunnen behalen en vormen de basis.
De minimum doelen zijn de doelen die alle nieuwkomersleerlingen in het eerste jaar dat zij onderwijs in Nederland volgen ten minste moeten behalen. Lukt dit niet dan is het erg belangrijk om extra na te gaan welke onderwijsbehoeften de nieuwkomersleerling heeft en waarom deze leerling zich minder snel ontwikkelt m.b.t. desbetreffend vakgebied.
De streefdoelen alle leerlingen zijn de doelen die voor alle nieuwkomersleerlingen in het eerste jaar dat zij onderwijs in Nederlands volgen worden nagestreefd.
De extra streefdoelen zijn de doelen voor de leerlingen die meer aankunnen, nog sneller door de leerstof kunnen of die over veel onderwijservaring, vaardigheden en kennis beschikken.
Is de leerling bekend met een schrift?
Sommige leerlingen zijn nog niet bekend met een schrift, doordat zij hiermee nog niet in aanraking zijn gekomen. Het is ook mogelijk dat zij geschreven taal of een bepaald schift nog niet hebben gezien in hun nabije omgeving.
Of de leerling is al wel bekend met een schrift. Kan zijn eigen naam schrijven, heeft gezien dat in zijn nabije omgeving geschreven wordt (ouders, broers, zussen etc.) of heeft iets op schrift ontvangen (briefje, kaart).
Kan de leerling een kort bericht of een tekst schrijven in de thuistaal of een andere taal?
Leerlingen kunnen verschillende ervaringen hebben opgedaan in het schrijven in de thuistaal. Het is bijvoorbeeld goed mogelijk dat de leerling in zijn thuistaal verschillende soorten teksten schreef en zal ervaren dat dit in de Nederlandse taal nog niet op hetzelfde niveau lukt.
Wat zijn verschillen en overeenkomsten tussen de schrijfcultuur in de thuistaal en de Nederlandse taal?
Er zijn verschillen in de schrijfcultuur. In sommige landen wordt bijvoorbeeld minder gedaan met het schrijven en de daarbij horende doeleinden, dan in andere landen. Hierdoor kan een leerling nog niet bekend zijn met de verschillende doeleinden van schrijven.
Ook kan er verschil zijn in aanzien van schrijvers en zijn (literaire) schrijvers van invloed op de literatuur van het land van herkomst of andere landen. Een voorbeeld hiervan is dat steeds meer boeken in verschillende talen worden vertaald. Dit is een interessant gegeven, wanneer je bijvoorbeeld in de klas met de leerlingen spreekt over schrijven. Wellicht zijn zij bekend met dezelfde schrijvers, willen ze schrijver worden en geeft het weer dat je hetgeen je schrijft kunt (laten) vertalen.
Daarnaast zijn er verschillen en overeenkomsten in schrift tussen de verschillende talen. Deze kunnen van invloed zijn op het schrijven in de Nederlandse taal. Welke dat zijn, is te vinden op de website www.moetint2.nl door te klikken op de desbetreffende taal, vervolgens naar algemeen en daarna naar introductie of schrift te gaan.
Afhankelijk van de leeftijd van de nieuwkomersleerling, kies je voor Schrijven groep 3-4 of groep 5-8. De leerlijn schrijven gaat over ‘Schrijven om taal te leren, doelgericht schrijven en creatief schrijven!’ Je kunt schrijven integreren bij de andere taaldomeinen. Net zoals bij de andere leerlijnen ga je na wat de beginsituatie van de leerling is en bepaal je het doorstoomperspectief na een jaar. De leerlijn schrijven gebruik je om jouw onderwijsaanbod af te stemmen en de schrijfontwikkeling van de leerling te monitoren.
Kan de leerling voor dit vakgebied aansluiten bij de leerstof van de leeftijdsgenoten in het regulier onderwijs? Stap dan af van deze LOWAN-leerlijn. De leerling gaat verder met de reguliere leerdoelen, waarbij de referentieniveaus als uitgangspunt worden genomen.
Let op! Geldt alleen voor de leerling die in zijn thuistaal heeft leren schrijven.
Bijvoorbeeld bij een creatieve opdracht, bij een zelfgemaakte tekening of bij een werkstuk.
Hierbij is correcte zinsbouw en/of spelling niet van belang. Voorbeeld: ‘jan apel eten’ is dan in deze fase m.b.t. dit doel goed.
Bijvoorbeeld de leerling schrijft iets dat lijkt op een bericht.
Twee mogelijke voorbeelden:
- 1. de leerkracht leest eerst een stukje voor over een eigen belevenis en stimuleert de leerlingen om dit ook te doen door ze eerst te laten nadenken en in gesprek te gaan en vervolgens hierover te schrijven;
- 2. de leerlingen krijgen de opdracht om te schrijven over een wens/bedacht figuur.
Bijvoorbeeld muurkrant, informatie bij foto of door middel van taalrondes.
Bijvoorbeeld een groet naar een vriend sturen.
Bijvoorbeeld: de leerling schrijft over een zelfgekozen onderwerp.
Bijvoorbeeld om een afspraak te maken of te zeggen dat hij niet kan komen.
Bijvoorbeeld zichzelf beschrijven.
Bijvoorbeeld in een agenda of om iets door te geven.