Welke ervaring heeft de kleuter opgedaan in de thuissituatie?
De ervaring die een kind heeft opgedaan in de thuissituatie vormt de beginsituatie. Dit is het vertrekpunt voor het aanbod om de motorische ontwikkeling te stimuleren op school.
Welke bewegingen zijn in de eerste weken waarneembaar?
Denk aan het verschil in de grove, fijne motoriek en lichaamsoriëntatie en ruimtelijke oriëntatie
Grove motoriek
Ontwikkeling van aspecten als evenwicht, gooien en vangen, kruipen, klimmen, springen, huppelen, hinkelen: steeds vaardiger worden in het gecontroleerd en soepel bewegen van het hele lichaam.
Fijne motoriek
Ontwikkeling van kleinere, fijnere beweging van armen, handen en vingers. Goede oog-handcoördinatie.
Sensomotoriek
Koppeling tussen zintuigen en motoriek.
Tekenontwikkeling
Ontwikkeling van de kleine motoriek, met teken-en schrijfgereedschap. Goede oog-hand coördinatie.
Lichaamsoriëntatie
De kennis van het eigen lichaam. Deze basiskennis is nodig voor de ontwikkeling van de ruimtelijke oriëntatie. Lichaamsoriëntatie gaat via doen, actief handelen. Bron SLO.
Ruimtelijke oriëntatie
Is ervaring met het eigen lichaam in de ruimte (bijv. lichaamsdelen benoemen), relatie tussen zichzelf en andere elementen in de ruimte (bijv. routes lopen) en het platte vlak (bijv. figuren naleggen).
Bijvoorbeeld: Ik loop naar de deur. Elif loopt naar de deur. Ik gooi/rol/vang de bal.
Bijvoorbeeld: De reus komt met grote stappen stampend naar het huisje.
Hij gaat over het bruggetje en bij de boom naar links.