Een goede start voor kleuters
Handvatten voor een goed aanbod voor 4-5 jarige leerlingen
Een goede start voor jonge nieuwkomers
Nieuwkomerskleuters stromen in bij taalscholen en reguliere scholen. Hoe geef je hen goed onderwijs?
De ontwikkeling van nieuwkomerskleuters verloopt net als die van andere kleuters, alleen starten ze vanuit een andere positie. De taal is nieuw en soms is een schoolomgeving nieuw. Ze moeten wennen aan de school, de taal en de groep, net als hun ouders.
Gelukkig biedt het reguliere kleuteronderwijs al veel structuur, visuele ondersteuning en een speelse leeromgeving.
Wel hebben nieuwkomerskleuters extra aandacht nodig.
Vellige start voor de nieuwkomerskleuter
Voor kleuters die voor het eerst naar school gaan, is de stap groot. Sommige kleuters vinden het spannend en leuk, anderen raken snel overweldigd.
Veiligheid is essentieel: als een kleuter zich veilig voelt dan kan de kleuter zich ontwikkelen. Zorg daarom voor een goede relatie tussen jou, de kleuter en andere kleuters. Creëer een voorspelbare omgeving en geef kleuters toegang tot taal.
Zo leg je de basis voor een sterke start. Lees verder.
Een goede relatie
Een sterke band is de basis voor ontwikkeling. Investeer in contact met de kleuter én ondersteun het contact met andere kinderen.
Plan momenten om samen te spelen, zo groeit het vertrouwen tussen jou, de kleuter en de groep.
Gebruik herkenbare materialen uit de thuissituatie, zoals een theeservies, een schilderijtje, poppen met diverse huidskleuren en meertalige prentenboeken.
Betrek de thuistaal: laat de kleuter jullie woorden aanleren in zijn of haar taal, of gebruik hulp van een ouder, andere kleuter of een vertaalapp bij een uitleg. Zo voelt de kleuter zich gezien, veilig en vertrouwd in de groep.
Verdiep je in de cultuur van de kleuter.
Toegang tot taal
In het begin kan communiceren (luisteren en spreken) lastig zijn. Help de kleuter met mimiek en gebaren en visuele ondersteuning: teken, wijs aan en picto’s, etc.
Of teken om iets duidelijk te maken. Een middel voor jou en de kleuter. Zo leert de kleuter de taal die hij/zij hoort begrijpen.
Tijdens (mee)spelen bouw je een band op en ontstaat er (non-verbale) interactie. Als leerkracht ondertitel je het spel: je verwoordt wat jij of de kleuter doet. Zo leert de kleuter de nieuwe taal spelenderwijs begrijpen.
Neem actief deel aan gesprekken tussen kleuters. Gebruik picto’s zodat de kleuter zijn/haar emoties kan duiden. Op deze manier kan de kleuter met nog weinig Nederlandse taal tot zijn/haar beschikking zich uit drukken.
Routines
Routines en ritme geven de kleuter houvast. Maak ze duidelijk met picto’s en oefen ze in.
Gebruik dagrimtekaarten om structuur te bieden. Bespreek ze aan het begin én bij overgangsmomenten.
Ouders
Voor veel ouders is het Nederlandse onderwijs net zo nieuw als voor hun kleuter. Leg uit hoe spelend leren werkt, maak ze wegwijs en betrek ze actief. Ouders spelen een belangrijk rol in de ontwikkeling van hun kind. Het spreken van de thuistaal helpt daarbij én ondersteunt het leren van het Nederlands.
Ouders wegwijs maken
De nieuwe school, taal en cultuur zijn voor zowel de kleuter als de ouder even wennen. Sommige ouders zijn zelf nooit naar school geweest. Anderen kennen het Nederlandse onderwijssysteem niet. In een gesprek neem je ouders stap voor stap mee. Vraag ook naar de ervaring van ouders.
Leg uit dat spelend leren de basis is van ons kleuteronderwijs en leg uit hoe jullie samen zorgen dat hun kleuter zicht ontwikkelt.
Wees open over wederzijdse verwachtingen: wat mogen ouders van de school verwachten en andersom?
Ouderbetrokkenheid
Plan na het eerste (inschrijf)gesprek tussendoor korte oudermomenten in om uitleg te geven en verwachtingen te bespreken.
Betrek ouders actief. Maak een praatje, laat hen helpen bij voorleesactiviteiten of spelletjesmiddagen, zo raken ze vertrouwd met de school.
Organiseer inloopmomenten of kijkochtenden. Dit geeft ouders een beeld van hoe het onderwijs eruitziet en wat er van hen en hun kind wordt verwacht.
Koppel ouders als het kan aan een ervarener ouder met dezelfde taal. Dat verlaagt de drempel en versterkt het contact.
Samenwerken met ouders
Goede samenwerking met ouders, passend bij hun mogelijkheden, versterkt de ontwikkeling van het kind en vergroot hun betrokkenheid.
Het belang van thuistaal
Stimuleer ouders om met hun kind te spreken in de taal die zij het best beheersen. De thuistaal is vaak de taal van emoties.
Dit bevordert de communicatie tussen ouder en kind, nu én in de toekomst en ondersteunt de taal- én kennisontwikkeling.
Een goede beheersing van de thuistaal helpt kinderen bij het leren van het Nederlands. Leg uit dat een niet-correct Nederlands aanbod hun kind in verwarring kan brengen.
Zet ouders in hun kracht
Hoe kunnen ouders bijdragen aan de ontwikkeling van hun kind? Door samen te praten, te spelen, boodschappen te doen of te koken.
Zijn ouders geletterd, dan kunnen zij ook voorlezen, in elke taal, zolang die goed wordt beheerst.
Thuis Nederlands oefenen
Ouders helpen hun kind het meest door de thuistaal te blijven spreken én indien mogelijk Nederlands te oefenen. Denk aan:
- samen digitale prentenboeken luisteren
- memory spelen met de Nederlandse woorden er bij
- filmpjes in het Nederlands kijken
Ontwikkeling van de nieuwkomerskleuter
Nieuwkomerskleuters ontwikkelen zich het best in een veilige, rijke speelleeromgeving. Spel is daarbij de basis. Tegelijk hebben ze extra ondersteuning nodig: bij het leren van de nieuwe taal en bij het wennen aan de schoolomgeving.
Als leerkracht is jouw rol hierin cruciaal, net als het contact met andere kleuters. Sluit aan bij de beginsituatie van de kleuter. Die verschilt per kleuter en wordt beïnvloed door persoonlijke én omgevingsfactoren.
Leren in een rijke speel-en-leeromgeving
Kleuters leren door spel, ontdekking en interactie, ook als het gaat om het leren van een nieuwe taal. Zorg voor een omgeving waarin ze worden uitgedaagd op of nét boven hun niveau, bijvoorbeeld in speelhoeken of buiten.
Rijke taalleeromgeving
Een rijke taalomgeving ondersteunt het leerproces. Laat kleuters taal ervaren in gesprekken, boeken, rijmpjes en in spel. Bijvoorbeeld het maken van een boodschappenlijst. Betrek ook hun thuistalen: door verhalen en boeken uit hun eigen cultuur voelen zij zich welkom en gezien.
Nieuwe klanken en letters
Als je een nieuwe taal leert, moet je eerst de verschillende klanken kunnen onderscheiden. Bij kleuters werk je spelenderwijs binnen het fonemisch bewustzijn aanbod aan deze klankherkenning en beginnende geletterdheid. Lees hierover meer bij de ontwikkellijn geletterheid.
Interactie: een motor voor taalontwikkeling
Kleuters leren taal het best in gesprekken waarin ze taalaanbod, taalruimte en taalfeedback krijgen. Deze drie taalgroeimiddelen zijn essentieel voor hun taalontwikkeling. Sluit daarbij aan op wat de kleuter al weet of heeft meegemaakt.
Taalaanbod: geef begrijpelijke taal die net boven het niveau van de kleuter ligt. Verwoord wat je ziet in het spel, in hele zinnen.
Voorbeeld:
“Ah, je maakt een puzzel. Kijk, dit is een hoekstukje. Die hoort in één van de vier hoeken.”
Taalruimte: geef kleuters de ruimte om te praten, initiatief te nemen en zichzelf te uiten.
Voorbeeld:
Als de kleuter een puzzelstukje verschuift, zeg je: “Denk je dat het bij de zee hoort?”
Taalfeedback: reageer positief op wat een kleuter zegt. Herhaal, verbeter zachtjes, of voeg nieuwe informatie toe.
Voorbeeld:
Kleuter: “Past niet.”
Leerkracht: “Klopt, dit puzzelstukje past hier niet.”
Of: “De baby van een koe is een kalfje. Die drinkt melk bij zijn moeder. Een koe is een zoogdier.”
In goede interactie ligt de nadruk op inhoud, met onnadrukkelijke aandacht voor de taalvorm.
Jouw rol tijdens het spel
Creëer een rijke speelleeromgeving en bied passende activiteiten aan. Observeer en pas je ondersteuning hierop af
Verkennen: Kijk goed naar het spel en leef je in.
Verbinden: Verwoord wat je ziet, speel mee en betrek andere kleuters.
Verrijken: Voeg spelimpulsen, taal of andere leerdomeinen toe. (De Haan (2012))
Stimuleer de (onderlinge) interactie door mee te spelen en het spel te verwoorden: je eigen handelingen (self-talk) en die van de kleuter (parallel-talk).
Stel vragen op maat. Begin met eenvoudige vragen waarop kleuters non-verbaal kunnen reageren en bouw dit langzaam uit.
Gesloten vragen: “Heb je gisteren in de speeltuin gespeeld?”
Passieve vragen (bij nieuw aanbod): “Waar zie je het kalfje?”
Open vragen: “Hoe heet de kamer waar je kookt?”
Taaldenkvragen: “Wat zou jij doen als verdwaald bent?”
Zorg voor voldoende ondersteuning door mimiek, gebaren, visuele hulpmiddelen. Topicaliseer; het onderwerp van de zin naar voren halen en parafraseer; iets herhalen in andere woorden, taal. Pre-teach en herhaal activiteiten in kleine groepen.
Een nieuwe taal gaan leren
Kleuters brengen kennis mee in hun thuistaal. Deze kennis vormt de basis voor het leren van nieuwe Nederlandse woorden. Volgens Jim Cummins (1981) ligt alle kennis opgeslagen in één gezamenlijk reservoir in het brein, opgebouwd uit concepten en labels.
Concepten zijn de onderliggende betekenissen van woorden, zoals bij hond: blaffen, harig, zoogdier.
Labels zijn de woorden zelf, bijvoorbeeld hond in het Nederlands en dog in het Engels.
Labelen en nieuwe kennis
Soms begrijpen nieuwkomerskleuters al een concept, maar kennen ze het Nederlandse woord niet. Dan voeg je het Nederlandse label toe. Voor andere woorden, zoals step of meer en minder, moeten nieuwe concepten en labels worden opgebouwd. Dit vraagt om betekenisvolle contexten en herhaling. Je begrijpt eerst (receptieve kennis) de nieuwe kennis voordat je het zelf gaat gebruiken (productieve kennis).
Praktische tips: Labelen en nieuwe concepten leren:
Verbind Nederlandse woorden aan wat de kleuter al kent, bijvoorbeeld het woord ‘trui’ tijdens het omkleden of ‘slaapkamer’ bij een praatplaat (labelen). Bied onbekende woorden spelenderwijs of in gestuurde activiteiten aan.
Doelen stellen
Stimuleer de ontwikkeling van de kleuters door doelen te stellen. Creëer hiervoor een speelleeromgeving waarin kleuters samen ontdekken en ervaren. Organiseer daarnaast gerichte activiteiten of lessen. Je vertrekpunt? De beginsituatie van de kleuter. De LOWAN-ontwikkellijnen helpen je om passende doelen te stellen.
Beginsituatie: het ontwikkelings- en taalniveau
Nieuwkomerskleuters starten vanuit een beginsituatie die wordt bepaald door persoonlijke factoren (zoals karakter, gedrag of ontwikkeling) en omgevingsfactoren (zoals thuistaal, gezinssituatie en opvoeding). Het aanbod in jouw groep sluit hier niet altijd aan op de beginsituatie. Soms vanwege het ontwikkelingsniveau, soms door beperkte Nederlandse taalvaardigheid. In zulke situaties kun je tijdelijk peuterdoelen of voorwaardelijke doelen gebruiken als opstap.
Is het Nederlandse taalniveau nog laag? Versterk je aanbod en zet taalsteun in. Extra ondersteuning bij het leren van de Dagelijks Algemene taal (DAT) kan dan wenselijk zijn. Kijk ook goed naar het ontwikkelingsniveau van de kleuter. Wellicht kan de kleuter de activiteiten niet verbaal volgen, maar wel begrijpen en meedoen met handelingen. Blijf daarbij hoge verwachtingen houden en werk toe naar aansluiting bij de groep.
LOWAN ontwikkellijnen
De LOWAN-ontwikkellijnen ondersteunen je bij het stellen van doelen voor nieuwkomerskleuters. Ze helpen je om accenten te leggen binnen je kerndoeldekkende aanbod, met aandacht voor rijke speelleeromgevingen én gerichte activiteiten.
Wees je er van bewust dat je kunt kiezen om doelen impliciet (onbewust taalverwerven in een rijke taalleeromgeving) en expliciet (bewuste instructie) aanbod kunnen komen.
Monitoren en bijsturen
Volg de ontwikkeling van de nieuwkomerskleuter en stel op basis daarvan doelen bij. Pas je speelleeromgeving, activiteiten, ondersteuning en taalsteun aan het niveau van de kleuter aan. Blijf hoge verwachtingen houden.
De LOWAN-ontwikkellijnen helpen om zicht te krijgen op ontwikkeling van de nieuwkomerskleuter. Ook reguliere volgsystemen voor alle kleuters zijn hierbij bruikbaar. De beginsituatie van de nieuwkomerskleuters blijft altijd het vertrekpunt. Kijk daarbij naar de persoonlijke ontwikkeling van de kleuter.
Aanbod in de beginfase
De kleuter kent de Nederlandse taal nog niet en moet wennen aan de schoolomgeving. Zorg voor routines en vertrouwde activiteiten: dit geeft houvast én ruimte om op taal te focussen. Vraag jezelf wat je verwachtingen zijn. Maak deze duidelijk met picto’s en timers en bouw ze geleidelijk uit.
Wat verwacht je van de kleuter?
- Mag de kleuter non-verbaal reageren?
- Mag de kleuter na 5 à 10 minuten meedoen en luisteren, daarna even (zelfstandig) tekenen of spelen?
- Zit de kleuter op een stoel of mag de kleuter vanaf een speelmat meekijken wat er in de kring gebeurt?
Is aanvullend aanbod op een ander moment nodig?
- Zet Total Physical Response (TPR) in.
- Oefen extra DAT-woorden met een methode zoals Klein beginnen of Glotti.
- Leesboekjes voor op peuterniveau om het plezier in voorlezen te stimuleren.
Versterken aanbod: hoe doe je dat?
Versterken van het aanbod betekent dat je het reguliere onderwijsaanbod zo aanpast (in de vorm van taalsteun) dat nieuwkomerskleuters goed kunnen meedoen.
Deze kleuters starten vaak vanuit een andere beginsituatie dan de rest van de groep. Ze beheersen de Nederlandse taal nog niet en de manier van werken op school is nieuw voor hen. Om hen te laten aansluiten bij het aanbod, geef je gerichte taalsteun en plan je, waar nodig, momenten voor pre-teaching en herhaling.
Er zijn verschillende manieren om taalsteun te bieden geven tijdens uitleg, spel of les, tijdens pre-teaching en herhaling. Dit vergroot de betrokkenheid van de kleuter. Je kunt een onderscheid maken in interactieve, geplande, meertalige en interactie bevorderende taalsteun.
Meer over taalsteunHoe bepaal je welke ondersteuning nodig is?
Denk vooraf goed na: wat is het doel van je les, en hoe kan deze kleuter aansluiten?
- Kijk naar de beginsituatie van de kleuter.
Wat kan hij of zij al? Wat is het ontwikkelings- en taalniveau?
- Bepaal je doelen.
Wat wil je dat de kleuter leert of kan?
- Kies de ondersteuning.
Welke ondersteuning is nodig om het doel te bereiken? Is werken aan voorwaardelijke doelen en tijdelijk afdalen naar peuterniveau nodig? Is taalsteun in de reguliere les voldoende of is ook pre-teaching en herhaling nodig? Of bied eerst DAT-woorden van het thema aan, bijvoorbeeld met Logo3000.
- Plan en geef (interactieve) taalsteun.
Maak het aanbod toegankelijk en begrijpelijk. Gebruik mimiek en gebaren. Topicaliseer en parafraseer taal. Gebruik vooraf gekozen hulpmiddelen (zie voorbeelden).
- Plan pre-teaching en herhaling.
Is alleen taalsteun in de reguliere les niet genoeg? Plan dan extra momenten in. Dit helpt de kleuter om leerstof beter te begrijpen, onthouden en toepassen. Pre-teaching van een activiteit kan bijdragen aan het vertrouwen van de kleuter, zodat de kleuter in de grote groep ook iets durft te zeggen.
Is pre-teaching nodig?
Plan een apart moment vóór de les om belangrijke onderdelen al te introduceren:
- Bied eerst DAT-woorden aan (Dagelijks Algemene Taal) die bij het thema horen.
- Bied begrippen en schooltaalwoorden aan die bij het thema horen aan, bijvoorbeeld LOWAN Schooltaalwoordenlijst
- Bekijk samen de prenten of praatplaten over het thema.
- Bespreek een verhaal vooraf: over wie gaat het? Waar zijn ze? Wat gebeurt er?
- Speel het verhaal met poppen of materialen.
Voorbeeld van taalsteun
Taalsteun tijdens interactie
In gesprek met de kleuter geef je taalsteun door taal te topicaliseren: herhaal het kernwoord of zet het kernwoord vooraan in de zin. Bijvoorbeeld: “Trek je jas maar uit. Je jas mag je uittrekken.” Daarnaast kun je parafraseren: herhaal een zin in andere of eenvoudigere woord. “De wolf was woest. De wolf is heel erg boos.”
Tijdens spel kun je handelingen van jezelf of de kleuter ondertitelen. Zo help je de kleuter de handelingen te koppelen aan taal. Ook is het goed om moeilijke woorden kort uit te leggen. Zo maak je taal begrijpelijk.
Meertalige taalsteun
Maak het reguliere aanbod toegankelijk door aan te sluiten bij de ontwikkeling, thuistaal en cultuur van de kleuter. Gebruik de thuistaal om de kleuter zich thuis te laten voelen. Leer samen woorden of korte zinnen in de taal van de nieuwkomerskleuter.
Laat een andere kleuter vertalen of gebruik een vertaalapp.
Vraag een ouder om een verhaal in de thuistaal voor te lezen als pre-teaching. Je kunt ouders ook vragen dit thuis te doen of samen een digitaal prentenboek in de thuistaal te bekijken.
Spreek duidelijk af wanneer en waar de thuistaal gebruikt mag worden, bijvoorbeeld met een symbool of timer.
Voordoen en nadoen
Voordoen en nadoen
Laat zien wat je van de kleuter verwacht. Doe zelf voor of laat een andere kleuter het voordoen wat je verwacht. Bijvoorbeeld hoe maak je een kwast schoon? Of hoe ruim je iets op? Of zit je in de kring? Kies een kleuter die al begrijpt wat de bedoeling is.
Modelen is ook een vorm van voordoen. Als leerkracht laat je zien hoe je iets aanpakt: hoe je denkt, een probleem oplost of tot een antwoord komt. Je doet niet alleen voor, je verwoordt ook de denkstappen. Zo maak je denkprocessen zichtbaar en begrijpelijk voor kleuters.
Picto's
Gebruik picto’s om stappen van processen, routines of verwachtingen duidelijk te maken.
Bijvoorbeeld: Buitenspelen: 1. Opruimen, 2. In de kring zitten, 3. Jas pakken, 4. In de kring zitten, 5. In de rij staan, 6. Buiten spelen.
Tekenen
Tekenen is een effectieve manier om iets duidelijk te maken. Eenvoudige poppetjes, voorwerpen en pijlen helpen om uitleg te geven of gesprekken te ondersteunen, bijvoorbeeld bij conflicten tussen kleuters. Teken wat je bedoelt (schroom niet).
Verteltafel of kamishibai
Ondersteun het verhaal van een prentenboek door het eerst uit te spelen met poppen met een verteltafel, kamishibai of in een poppenkast