main-logo
Praktijkvoorbeelden
Praktijkvoorbeelden

Deur dicht, niemand thuis!

Deur dicht, niemand thuis!

De kwestie

Na het buitenspelen kom je thuis. Maar de voordeur is dicht! Wat nu? De kinderen hebben al een paar oplossingen bedacht: aanbellen, kloppen, of door de achterdeur. Maar er doet niemand open…. En wat nou als je geen achterdeur hebt? Mert komt met een plan.

 

 

Wie zie je?

Scarlett (8) uit Estland
Mert (7) uit Turkije
Haruto (7) uit Japan
Tori (7) uit Engeland
Scarlett en Mert zitten sinds een half jaar in de nieuwkomersklas. Beiden spreken al goed Nederlands: Scarlett dankzij haar Nederlandse vader, Mert door een bijzonder goed taalgevoel. Haruto en Tori zijn al wat langer in Nederland, maar hun Nederlandse taalontwikkeling verloopt moeizamer.

Transcript

M: Als ik kan niet met de achterdeur ook niet kan, dan ga ik de buurman bellen. Dan gaat hij mijn moeder bellen.
T: Waarom kan jij niet je moeder bellen?
M: Want mijn moeder doet, als mijn moeder niet opendoet zegt de juf.
S: Je kan toch zo doen, je bent een of je zegt die nummer van telef naar mama of twee, vier, vijf, hij belt.
M: Ja, maar mijn buurman…

Download het volledige transcript (pdf)

Mooie punten

  • Leerlingen reageren op elkaar

    De leerlingen zijn echt met elkaar in gesprek. Ze stellen elkaar vragen en gaan door op wat de ander zegt. Tori vraagt bijvoorbeeld aan Mert waarom hij zijn moeder niet kan bellen. Mert denkt aan aanbellen: dat kan niet, want zijn moeder is niet thuis. Scarlett gaat hierop door en zegt dat je ook met een telefoon kunt bellen. Aan het einde van het fragment reageert Scarlett op het idee van Tori maar gewoon te wachten: dat is geen goed idee, als je naar de wc moet!

  • Leerkracht lost begripsverwarring op

    Er ontstaat begripsverwarring over ‘bellen’. Mert en Tori begrijpen elkaar niet goed. De leerkracht geeft even uitleg: je hebt aanbellen aan de deur, en opbellen met de telefoon. Ze checkt wat Mert bedoelde en legt de beurt weer terug: ‘Tori, wat vroeg jij nou aan Mert?’ De verwarring is opgelost en de leerlingen pakken de draad van het gesprek direct weer op.

  • Nieuwe ideeën uitnodigen

    De leerlingen raken uitgepraat over het idee van Mert. De leerkracht nodigt ze op een heel open manier uit om andere oplossingen te bedenken: “Nog meer ideeën?” Daarmee laat ze zowel de inhoud als de formuleringen over aan de kinderen.

Lastige punten en tips

  • Afstappen van vingers opsteken

    Leerlingen zijn nog erg gewend om vingers op te steken om een beurt te vragen. Dat is niet zo handig in een taaldenkgesprek. Het gesprek stagneert dan steeds en het plaatst de leerkracht in een centrale rol. Het gesprek verloopt natuurlijker en spontaner als de kinderen zelf de beurt nemen.

    Tip

    Spreek expliciet met leerlingen af dat ze geen vingers hoeven op te steken. Herinner ze hier aan het begin van ieder gesprek even aan, totdat ze het gewend zijn. Natuurlijk kan de beurtverdeling tijdens het gesprek lastig blijken. Een leerling komt niet aan het woord, of leerlingen praten door elkaar. Leg zo nodig het gesprek even stil en besteed hier kort aandacht aan. Daarna kunnen de leerlingen meteen verder oefenen. Als leerlingen tijdens het gesprek toch hun vinger opsteken, kun je (non-verbaal) duidelijk maken dat ze zelf de beurt mogen nemen.

  • Als een kind niet aan het woord komt

    Haruto heeft in dit fragment geen inbreng. Je ziet soms aan zijn gezicht dat hij wel actief luisterend het gesprek volgt. Maar er zijn ook momenten waarop hij afgeleid is en met zijn handen zit te spelen. Als de leerkracht de kinderen uitnodigt om meer ideeën in te brengen, steken Haruto en Tori hun vingers op. De leerkracht wil juist de routine van vingers opsteken doorbreken. Daarom legt zij met een ruim gebaar de beurt ‘open’ bij alle kinderen terug. In dit geval pakt Tori die kans met haar idee en Haruto blijft met zijn vinger omhoog zitten.

    Tip

    Soms neemt een leerling niet zo gemakkelijk of niet snel genoeg een beurt. In dat geval is het soms juist wel goed om als leerkracht een beurt te geven. Doe dit op een manier die past bij de inhoudelijke focus van het taaldenkgesprek. Bijvoorbeeld: “En Haruto, jij hebt ook nog een idee?”

Ervaring van de leerkracht

”Scarlett is moeilijk te betrekken bij schoolse lessen. Nu zit ze er helemaal in! In dit fragment komt Haruto niet aan het woord. Maar ook hij dacht mee: eerst legde hij met gebaren uit dat hij zou aankloppen. Later stelde hij voor om terug naar school te gaan en een juf om hulp te vragen. En als ze dan geen sleutel had, kon ze misschien met een bijl de deur inhakken…”

Andere praktijkvoorbeelden

Bekijk alle praktijkvoorbeelden

Anderen bekeken ook

Zorgen dat het loopt

Hoe je leerlingen helpt elkaar te begrijpen

Deel deze pagina