main-logo
Didactiek
Didactiek

Uitdagende onderwerpen

Uitdagende onderwerpen

Waarover praat je in een taaldenkgesprek? Over een krachtige kwestie. Een krachtige kwestie is een probleem dat nieuwkomers uitdaagt tot actief meedoen, meedenken en meepraten. Een goede kwestie heeft geen ‘correct antwoord’ maar lokt allerlei ideeën uit bij de leerlingen. En al die ideeën zijn waardevol. Je verkent ze met elkaar en bouwt ze samen verder uit. Hoe vind je onderwerpen voor een krachtige kwestie? En hoe start je het gesprek erover?

Uitdagende onderwerpen

  • Een onderwerp kiezen

    Alledaags of schools

    • Kies een alledaags onderwerp, dicht bij de belevingswereld van de kinderen. Gebruik een situatie die kinderen dagelijks meemaken, zoals naar school gaan, buiten spelen, eten. Daar verzin je een probleem bij: Kom je thuis na het buitenspelen, is de deur dicht en is er niemand thuis (praktijkvoorbeeld Deur dicht). Ieder kind kan over zo’n krachtige kwestie iets bedenken.
    • Of kies een schoolser onderwerp. Heb je bijvoorbeeld een leestekst gedaan over een dierenasiel, energieverbruik of een dreigende droogte? Bedenk dan een probleem bij dat onderwerp: Wat nu als alle hokken vol zijn? Of: Op school zouden we ook minder energie kunnen verbruiken. Of: Als het nog langer droog blijft, hebben we straks geen drinkwater meer (praktijkvoorbeeld Een watertekort oplossen). De krachtige kwestie benut het onderwerp van de tekst. Je gebruikt het gesprek niet om het leesbegrip te testen, maar daagt kinderen juist uit om een stap verder te denken.

    Fantasie of realiteit

    • Verzin een spannende situatie. Uit de dierentuin verderop is een tijger ontsnapt (praktijkvoorbeelden Tijger ontsnapt! Vlees / Tijger ontsnapt! Telefoon). Of: stel je voor dat de rivier hier achter de school overstroomt. Met zo’n krachtige kwestie daag je kinderen uit om zich in te leven en te bedenken wat er zou kunnen gebeuren, wat ze zouden kunnen doen.
    • Benut de realiteit. Meer reële kwesties kunnen ook heel uitdagend zijn, zolang er een probleem aan is verbonden dat nog niet is opgelost. Bijvoorbeeld een item uit het Jeugdjournaal: er is in Thailand een groep jongens ingesloten geraakt in een grot. Hevige regen heeft de uitgang onder water heeft gezet (praktijkvoorbeeld Vast in een grot!). Ook hier geldt: beperk het gesprek niet tot controlevragen over het filmpje, maar denk samen verder over oplossingen.

    Aansluiten bij thema of les

    Een krachtige kwestie kan aansluiten bij een thema of les waar kinderen al mee bezig zijn. In het thema over Ziekenhuis gaat het al over je been breken en gips krijgen. Daar past een krachtige kwestie bij: wat als je thuiskomt met je been in het gips? De kinderen kunnen de woordenschat bij het thema benutten in het taaldenkgesprek: gebroken, gips, rolstoel. Daarnaast zullen ze al pratende meer woorden leren van elkaar en de leerkracht (zie taalleermechanisme). Je kunt de aanloop naar de krachtige kwestie kort gebruiken voor herhaling of controle van de woorden uit het thema. Maar maak er geen woordenschatles van. Zodra je de kwestie hebt geïntroduceerd, richt je het gesprek op de ideeën van de leerlingen.

    Lees meer over het taalmechanisme
  • De kwestie introduceren

    Hoeveel inleiding hebben de kinderen nodig?

    Een krachtige kwestie heeft natuurlijk wat inleiding nodig. Je schetst even de situatie, maar je houdt dat kort. Zo’n intro moet net voldoende context bieden om de kinderen aan het denken te zetten. En je geeft zo min mogelijk ‘weg’ over gevolgen en oplossingen. Want kinderen moeten zelf actief gaan denken en praten. Je eigen ideeën voor oplossingen houd je achter de hand: die breng je stapsgewijs in als verdieping, áls dat nodig is.

    In de compilatie zie je hoe de leerkracht de kwestie van Regen in het park te uitgebreid inleidt: daarmee geeft ze al veel inhoud weg, die de kinderen zelf hadden kunnen bedenken. Dit was haar eerste taaldenkgesprek. Ze realiseerde zich achteraf, dat het veel korter kon. Bijvoorbeeld door alleen te zeggen: “De spullen voor het feest staan klaar, maar opeens begint het te regenen…” Dan konden de leerling daarna alle kanten op. Zo’n open introductie zie je bij Gebroken been. Het effect: de kinderen gaan meteen actief denken en praten.
    Is zo’n korte introductie dan niet té kort? Nee, want als het nodig is kun je er altijd iets aan toevoegen.

    Lees meer over hoe je denk- en spreekruimte kunt bieden

    Visuele ondersteuning van de kwestie

    Beeldmateriaal kan een handige ondersteuning zijn bij de introductie van de krachtige kwestie: een plaat van een tijger in een kooi, of een man met zijn been in het gips. Het beeld helpt kinderen om de kwestie te begrijpen. Later in het gesprek kunnen leerlingen iets aanwijzen als ze niet helemaal uit hun woorden kunnen komen. Het taaldenkgesprek gaat natuurlijk over meer dan alleen het beschrijven van de afbeelding: die helpt alleen bij het denken en praten over de krachtige kwestie.

    Wat is een goede openingsvraag?

    Na je inleiding kun je de kinderen het woord geven met een heel open vraag: “Wat nu?” of “Hoe kan dat nou?” Zo’n vraag geeft kinderen veel ruimte voor hun eigen inhoud en formulering. Vermijd de meer gesloten vragen: die perken de bijdragen van de kinderen te veel in. De compilatie laat het verschil in bijdragen zien na een inperkende vraag (Dichte deur) en een open vraag (Tijger ontsnapt).

    Gebruik ook eens een niet-vragende intro: een bewering of een denkpunt. In de compilatie zie je bij Gebroken been zo’n denkpunt: “Dan kom je thuis en dan kan je niet goed lopen…” Kinderen krijgen hiermee nog meer gelegenheid om inhoud en formulering zelf te bedenken. En dat is optimaal voor hun taalontwikkeling.

    Lees meer over het belang van eigen ideeën verwoorden
  • Voorbeelden van krachtige kwesties

    Ga je voor het eerst aan de slag met taaldenkgesprekken en zoek je naar een goed onderwerp? Het bedenken van krachtige kwesties vergt wat oefening. Daarom hebben we een paar suggesties voor je op een rij gezet. Van serieus tot grappig. Van alledaags tot schools. Van fantasie tot realiteit.

    • Je bent jarig. Je hebt een mooie schaal met fruitspiesjes mee om uit te delen. Net voordat je bij school bent, struikel je. Jij valt, en de schaal ook. Alle stokjes met fruit liggen op de grond. Wat nu?
    • Stel, jij bent de burgemeester van [jullie woonplaats]. Waar zou je geld aan besteden?
    • Alle muren in de school moeten geschilderd worden. De schilder kan niet in de schoolvakantie komen. Hij kan alleen volgende week, op een schooldag…
    • Stel je voor: je gaat straks naar de wc. Je loopt in de gang en dan komt er ineens een olifant aan…
    • Je buurvrouw heeft een hond. Soms mag jij hem uitlaten. Vandaag ga je met de hond naar het bos. Hij wil graag spelen, dus je maakt zijn riem los. Even later zie je hem opeens niet meer…
    • Stel je voor: het gaat vanavond sneeuwen. En niet een beetje, maar heel erg. En het blijft dagen sneeuwen…
    • In de buurt werken werklui aan de elektriciteitsleiding. Stel: er gaat iets fout en de elektriciteit (in de school, in je huis, in de buurt) valt uit. Wat dan?
    • Stel je voor: op een druk kruispunt, midden in de stad, vallen opeens de verkeerslichten uit…
    • Je wint een prijs: je mag op vakantie naar een onbewoond eiland! Er is daar helemaal niets. Je mag één koffer meenemen.
    • Boris en Nina komen uit XXX. Ze zijn al zes jaar in Nederland en gaan hier ook naar school. Nu zegt de minister dat ze niet langer mogen blijven. Ze moeten terug naar XXXX. Wat nu?
    • Het klimaat op aarde verandert: de aarde wordt steeds warmer. Het ijs op de Noord- en de Zuidpool is aan het smelten. Daardoor komt het water in de zee steeds hoger te staan. En Nederland ligt heel laag…
    • Op sommige plekken op de wereld leven beren in het bos. Als het ’s winters koud wordt, houden ze een winterslaap. Dat duurt meestal tot april. Maar nu is het in februari al een hele week heel lekker warm. En er is één beer wakker geworden: hij kruipt zijn hol uit.

    Tip: gebruik afbeeldingen om de introductie van de kwestie te ondersteunen.

    Je kunt natuurlijk ook een van de praktijkvoorbeelden op deze site gebruiken:

    • Je komt thuis van buitenspelen. De deur is dicht en er doet niemand open…
    • Er is een tijger ontsnapt uit de dierentuin, en hij loopt in de buurt van de school!
    • Je hebt je been gebroken. In het ziekenhuis heb je gips gekregen. Nu kom je thuis, maar je kunt niet lopen…
    • Je viert je verjaardag in het park. Je hebt van alles gekocht en gemaakt, maar bent vergeten om naar het weerbericht te kijken. Vlak voordat de gasten komen, begint het te regenen…

    Heb je leuke aanvullingen? Laat het ons weten!

    Download deze lijst

Bekijk alle praktijkvoorbeelden

Bekijk alle praktijkvoorbeelden

Deel deze pagina